Om onevenredige stijging van de collectieve lastendruk te voorkomen heeft het Rijk een beperking ingesteld op de stijging van de OZB-tarieven: de macronorm. Deze norm houdt in dat de opbrengst van de onroerendezaakbelastingen (OZB) van alle gemeenten samen niet meer mag stijgen dan de reële trendmatige groei van het bruto binnenlands product plus de prijsontwikkeling. Bij overschrijding van de norm kan het Rijk bijsturen via de algemene uitkering. Het Rijk kan de overschrijding van de macronorm ook in mindering brengen op de macronorm van het volgende jaar, wat ook is gedaan bij de macronormen van 2014, 2016 en 2017. Omdat de macronorm van 2017 van 1,97% niet was overschreden bevat de macronorm van 2018 geen verrekening. Initieel was de macronorm 2018 vastgesteld op 3,1% en bijgesteld tot 3,2% bijgevolg van de uitwerking van het Regeerakkoord 2018-2021. We zijn in Dordrecht met de stijging van 2,5% in 2018 dus onder de macronorm 2018 gebleven.
De macronorm is al lang onderwerp van discussie en geen effectief beheersingsinstrument gebleken. Het kabinet vond de in de in het laatste rapport (2014) opgenomen alternatieven voor de norm echter onvoldoende uitgewerkt om meteen te besluiten tot het afschaffen hiervan. Er werd besloten het vraagstuk van de macronorm te betrekken bij de plannen om het lokale belastingstelsel te herzien, waarbij ook aandacht zou zijn voor instrumenten die ingezet kunnen worden voor een beheerste ontwikkeling van de gemeentelijke lasten. Herziening lijkt echter deze regeerperiode geen prioriteit te zijn. In het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bovf) van mei 2018 is dan ook afgesproken om een vervolgonderzoek te doen naar de invulling van het alternatief voor de macronorm OZB (benchmarking). In afwachting van verdere besluiten hieromtrent is de macronorm zoals we deze kennen voor 2019 gehandhaafd en vastgesteld op 4%. De totale landelijke stijging van de OZB-opbrengst in 2018 is met € 95,3 miljoen binnen de macronorm 2018 van 3,2% gebleven. Een correctie op de macroruimte van 2019 wegens overschrijding blijft derhalve achterwege evenals bij de macronorm van 2018.
Basis voor de ontwikkeling van de percentages (in casu: tarieven) zijn de begrote OZB opbrengsten, de inflatiecorrectie, de verwachte waardeontwikkeling van woningen en niet-woningen en de verwachte leegstand bij gebruik niet-woningen. De heffingsgrondslag is de waarde van de onroerende zaak. Deze wordt vastgesteld volgens de regels van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Voor 2018 gelden de WOZ-waarden met als waardepeildatum 1 januari 2017. Sinds 2009 is de verschuldigde OZB een percentage van de waarde van de onroerende zaak.
Via de Kadernota 2018 is de inflatiecorrectie vastgesteld op 1,7%. Om de OZB-opbrengsten van het bestaande areaal daadwerkelijk met 1,7% te laten stijgen, houden we rekening met een correctie voor de waardeontwikkeling en voor gebruik niet-woningen met leegstand. De WOZ-waardeontwikkeling van 1 januari 2016 naar 1 januari 2017 is, door de Gemeentebelastingen en Basisinformatie Drechtsteden, voor woningen vastgesteld op 5,1% en voor niet-woningen op -/- 1,0%.